Basis
Wat is Kendo? – Uitrusting – Shinai & Bokken – Etiquette – Basis – Techniek – Training – Kata
Voetenwerk – Ashi Sabaki
Voetenwerk is de basis van je gehele Kendo. Goed voetenwerk is de basis tot vorderingen. Hierna worden verschillende vormen voetenwerk beschreven.
Ayumi-ashi (mae, ato)
Kruisstap zoals bij normaal lopen, de bal van de voet schuift over de grond. Bij bijna al het voetenwerk in Kendo is er constant contact tussen voet en grond.
Okuri-ashi (mae, ato)
Okuri-ashi is het standaard voetenwerk in Kendo.De rechtervoet blijft constant voor de linker. De linkerhak is 2 cm van de grond en beide benen zijn gestrekt, zodat men het gevoel heeft licht voorover te leunen (zie foto). Vanuit Kamae (zie verder) schuift de rechter voet over de grond naar voren, terwijl de linkervoet zo snel mogelijk wordt bijgetrokken, zodat je wederom in Kamae staat.
Hiraki-ashi (migi, hidari)
Naar links of naar rechts stappen.
Tsugi-ashi (mae, ato)
Kleine tussenstap vanuit kamae waarbij de linkervoet halverwege de rechtervoet komt. Hierdoor kan je ma-ai (afstand) veranderen van ’toma’ naar ‘isoku itto no ma-ai’. In andere woorden; je tegenstander komt binnen slagbereik.
Fumikomi-ashi
Een belangrijk onderdeel van het Kendo. Hierbij wordt vanuit Okuri-ashi met de rechtervoet een stamp gemaakt, waarna de linkervoet zo snel mogelijk bijtrekt. Dit is geen sprong. De voet wordt minimaal opgeheven en als het waren op de grond laten vallen.
Tobi-Komi-ashi
Tobi-Komi-ashi is gelijk aan Fumikomi-ashi, maar hier wordt wel een sprong gemaakt om het slagbereik te vergroten.
Fumikai-ashi
Voetenwisseling
Mochikae
Wisselen tussen migi(links)- en hidari(rechts)-kamae
Houding – Kamae
Kendo kent vijf verschillende kamae (gevechtshoudingen), varierende in aggressie en openheid. De vijf kamae worden hieronder beschreven.
Chudan-no-kamae
Chudan-no-kamae is de basishouding van Kendo (zie foto). De rechtervoet is voor de linkervoet, zoals beschreven bij het voetenwerk (Okuri-ashi). Het lichaam is recht, evenals het hoofd. De schouders en de armen zijn ontspannen. De armen zijn licht gebogen en vormen een O voor het lichaam. De linkerhand zit onderaan het zwaard, de rechterhand zit een vuistdikte daarboven. Het zwaard wordt ongeveer ter hoogte van de navel gehouden, op ongeveer een vuistafstand. Het zwaard wordt recht voor het lichaam gehouden, in de lijn van de aanval. Het zwaard is gericht op de keel van de tegenstander. Mocht de tegenstander overhaast aanvallen, dan loopt hij op de punt van uw zwaard.
Jodan-no-kamae
Jodan-no-kamae wordt gezien als de aggressieve gevechtshouding. In Jodan-no-kamae houdt men het zwaard boven het hoofd. De ellebogen zijn lichtjes gebogen en de linkerhand is boven en voor het voorhoofd. Het zwaard heeft een hoek van 30 tot 45 graden met snijkant naar voor. Jodan-no-kamae kan met de linkervoet voor (hidari jodan-no-kamae) of met de rechtervoet voor (migi jodan-no-kamae).
Gedan-no-kamae
Gedan-no-kamae lijkt veel op Shudan-no-kamae, deze is echter defensiever. Bij Gedan-no-kamae wordt de punt van het zwaard echter op kniehoogte gehouden. De linkerhand blijft in dezelfde positie. Volg de punt van de shinai niet met de ogen, deze blijven op de tegenstander rusten. Gedan-no-kamae werd tijdens echte gevechten met katana of bokken gezien als de gevaarlijkste kamae.
Hasso-no-kamae
Bij Hasso-no-kamae is de linkervoet altijd voor. Het zwaartepunt van het lichaam ligt boven deze voet. De linkerhand blijft in het centrum van het lichaam, net boven het middenrif. De rechterhand is net uit het centrum, zodat de tsuba van de shinai/bokken op mondhoogte is. De punt van het zwaard leunt iets naar rechtachter.
Waki-no-kamae
Bij Waki-no-kamae wordt de rechtervoet naar achteren geplaatst, niet geheel parallel meer aan de linkervoet. De rechterschouder kantelt mee, weg van de tegenstander. De handen zijn op heuphoogte, terwijl het zwaard achter de benen wordt verborgen. Deze positie van het zwaard maakt het moeilijk voor de tegenstander om de lengte daarvan in te schatten. Waki-no-kamae wordt ook wel de sneaky kamae genoemd.
Vasthouden van de shinai (te-no-uchi)
Het is belangrijk om de shinai op de juiste manier vast te houden. Een punt maken is anders vrijwel onmogelijk en men kan blessures bij zichzelf en anderen veroorzaken. Er zal nu beschreven worden hoe de shinai vastgehouden dient te worden.
Pak de shinai met de linkerhand bij het uiteinde van de tsuka (greep) vast en laat de kissaki(punt) van de shinai op de grond rusten. Je linkerarm is uitgestrekt en in het centrum van je lichaam. Je vingers zitten rond de tsuka in een relaxte grip tussen je duim en je vingers. De duim, wijsvinger en ringvinger verzorgen de grip op de shinai. Plaats nu je rechterhand boven de linker, ongeveer een handbreedte uit elkaar en grijp de tsuka op dezelfde manier als de linkerhand. Je rechterhand komt bijna tot tegen de tsuba. Om na te gaan of je rechterhand juist staat kan je het uiteinde van de tsuka in de binnenkant van je elleboog plaatsen en zo je rechterhand op de juiste plaats schuiven.
Nu kan je de shinai opheffen en je linkerhand ter hoogte van je navel brengen op ongeveer vuistafstand van je lichaam en de punt naar keel van je tegenstander richten. Je armen zijn lichtjes gebogen en ontspannen(ze vormen samen een O) en je polsen in lijn met je armen. Je duim is naar onder met je wijsvinger er lichtjes over. De grip doet denken aan een pistoolgreep. Je lichaam is mooi rechtop met schouders en heup in een vlak en haaks op de shinai. Nu heb je je shinai op de juiste manier vast!
Basisslag – Shomen
Vanuit chudan-no-kamae hef je de shinai boven je hoofd door de linkerpols naar buiten/boven te drukken. De schouders en armen blijven dus ongespannen. De linkervuist komt hoog genoeg om onderdoor te kijken. Er is ongeveer een vuistafstand tussen hoofd en hand. De shinai wordt in een rechte lijn bewogen en heeft het centrum van het lichaam dus niet verlaten. De shinai staat op een hoek van 45 graden van het hoofd. Bij opwarming en sommige technieken wordt de shinai doorgezwaaid tot de punt de billen aanraakt (zie techniek). Dit rekt de spieren en men leert grote bewegingen maken zodat men bij een echte shomen sneller en meer flexibel is.
Als de shinai op de juiste hoogte is zwaai je de shinai terug neerwaarts in een rechte boog tot op het hoofd van de (denkbeeldige) tegenstander. De slag moet zowel licht en ontspannen als krachtig en direct zijn. De linkerpols zorgt voor de snelheid, terwijl de rechterhand stuurt. Je wikkelt als het ware je linkerarm af totdat deze gestrekt is. De kracht dit word gezet komt volledig uit de polsen, vergelijkbaar met het uitwringen van dweil. De span je armen en schouders niet aan. De shinai moet niet gedrukt worden met rechts. Dit remt de slag juist af.
Zodra je je doel treft span draai je je polsen in alsof je de dweil uitwringt. Dit heet te-no-uchi. Na dit zeer korte moment van spanning volgt er weer ontspanning, waardoor de punt van de shinai opveert.
Deze basisslag moet, zeker in het begin, dagelijks geoefend worden.
kendo kent de volgende trefvlakken:
Shomen: midden op het hoofd
Migi Men: rechterkant van het hoofd
Hidari Men: linkerkant van het hoofd
Tsuki: keelstoot
Tsuki Mune: stoot naar de plexus wanneer de tegenstander in jodan staat
Kote: rechter pols
Hidari Do: linkerzijde van de buik
Migi Do: rechterzijde van de buik
Hidari Kote: linker pols alleen als deze voor de rechter pols is
Afstand – Ma ai
Een goed inschattingsvermogen van de afstand tussen jezelf en de tegenstander is zeer belangrijk in Kendo. Deze afstand wordt ma ai genoemd. Je m aai bepaalt mede wanneer en of een aanval zal slagen of wanneer je kwetsbaar bent. Beginners schatten de afstand vaak verkeerd in en denken te ver weg te staan om aan te kunnen vallen. Bij een te grote ma ai kan de tegenstander niet (goed) geraakt worden. Bij een te kleine ma ai kunnen technieken echter niet goed uitgevoerd worden. Om te scoren moet de tegenstander geraakt worden met het bovenste derde van de shinai, tussen de nakayui en de kensen (zie onderdelen shinai).
Er zijn verschillende vormen van ma ai. Als men te ver van de tegenstander staat, waarbij de shinai elkaar dus niet raken of kruisen, wordt dit toi maai (toma) genoemd. Een van beide kendoka zal de afstand moeten overbruggen om op een effectieve afstand te komen.
Als de kendoka te dicht bij elkaar staan, wordt de afstand chikai maai(chikama) genoemd. De shinai zijn gekruisd en geen van beide zal een goed punt kunnen maken van deze afstand.
Bij issoku itto no maai kan de kendoka met een stap binnen slagafstand komen. Issoku betekent een stap, itto is een slag. Als de kendoka in kamae staan kruisen de kensen (punt v.d. shinai) elkaar. De ideale afstand voor een kendoka wordt uchima genoemd en varieerd van persoon tot persoon. Uchima is niet iets wat een kendoka in een training kan leren, maar het is wel ontzettend belangrijk om van jezelf te weten.
Bovenstaand is kort omschreven de basis van Kendo. Er is natuurlijk nog veel meer wat er bij te kijken komt. Timing en uitstraling van de kendoka is ook nodig voor een correct punt. Deze onderdelen van Kendo zullen tijdens de lessen uitgebreid aan bod komen.